"Men kwam met de Kamper uien, volksverhalen, omdat men de Kampenaren nogal dom vond. De Kampenaren zelf worden geen Kamper uien genoemd.
Er groeide eens gras op de (kerk)toren in Kampen. Men wilde dat gras verwijderen, en hees daarom een koe in de toren, met een touw. Echter, halverwege legde het beest al het loodje. Zijn tong bungelde uit de mond van het dode dier, waarop de Kampenaren riepen: "kijk, hij is al bijna bij het gras en heeft er al zin in, want zijn tong hangt al uit zijn mond bij het zien van al dat lekkers!"