Na de Napoleontische tijd was Nederland heel erg verarmd. Gezinnen in de steden en op het plattelanden leefden in grote armoede. In Drenthe werd door Johannes van den Bosch zogenaamde kolonies gesticht door de door hem opgerichte Maatschappij van Weldadigheid. In Drenthe zaten de zogenaamde woeste gronden. Stukken grond die nog niet ontgonnen waren. Het idee van deze kolonies was dat de arme mensen uit de steden hier naar toe gestuurd werden om daar te leren hoe ze de grond konden bewerken om zo zichzelf te kunnen onderhouden. Frederiksoord werd de eerste proefkolonie. Het Huis Westerbeek in deze kolonie werd het bestuurlijk centrum.
Johannes graaf van den Bosch
(Herwijnen, 2 februari 1780 – Den Haag, 28 januari 1844)
Huis Westerbeek
Na Frederiksoord werden er verschillende kolonies opgericht (gele pinnetjes) zoals Wilhelminaoord, Willemsoord, Westvierdeparten, Oostvierdeparten en Boschoord. Hoewel er allerlei voorzieningen waren, zoals scholen, postkantoren, dokterspraktijken, was er een streng regime. Dit leidde er toe dat mensen deze kolonies ontvluchtten of eruit gezet werden. Deze mensen stichtten zogenaamde Desperado kolonies (oranje pinnetjes) zoals Nijensleek en Vledderveen. Tenslotte waren er ook strafkolonies (rode pinnetjes). Hiervan is Veenhuizen het meest bekend.
Overzicht Frederiksoord